VOLKSMUZIEKINSTRUMENTEN

Tegen het einde van de 18e eeuw was het gedaan met de rage: de Franse revolutie rekende af met de adel. Doedelzak en draailier herkregen weer hun oude funktie en bijbehorende status. Zo gebruikten de kinderen uit Savoie die door hun ouders uit bedelen gestuurd werden in andere delen van Frankrijk, in Zwitserland en Zuid-Duitsland een draailier, terwijl ze voor geld op markten en kermissen hun marmotten aan het publiek toonden (hiernaar verwijst Beethovens lied "Avec la marmotte"). Schuberts "Leiermann" (in "Die Winterreise") is een rondtrekkende draailierspeler.

De bouwtechnische verbeteringen uit de voorbije periode beklijfden ook in de 19e eeuw. De musette stond model voor gesofisticeerde doedelzaktypes als de Ierse uilleann pipes en de Northumbrian small pipes. Bij deze types werd ook de blaasblag toegepast, evenals bij de cabrette in Auvergne, de Boheemse Bock en andere varianten in Midden-Europa. De draailier behield (althans in Frankrijk) ook in de meer volkse uitvoering overwegend de luitvorm (vanwege het gebruik in de open lucht echter vergroot), als ook de met houtsnijwerk getooide stemknoppenhouder en allerlei inlegwerk.

Muzikanten uit de Berry, Frankrijk, begin 20e eeuwDe verdringing van de doedelzak en de draailier uit de kunstmuziek had wederom ook te maken met de opkomst en de ontwikkeling van instrumenten als hobo, klarinet en strijk- en toetsinstrumenten in modernere versies. Als volksinstrument (ingezet voor het maken van dansmuziek bij allerlei gelegenheden) beleven ze echter in Frankrijk een nieuwe bloeiperiode in de tweede helft van de 19e eeuw. Het dorp Jenzat (bij Vichy) wordt een centrum van draailier- en doedelzakbouwers; honderden instrumenten vinden tot begin deze eeuw van hieruit hun weg naar kopers in heel Frankrijk en daarbuiten.

Echter: trekharmonika en akkordeon gingen rond de eeuwwisseling geleidelijk steeds meer overheersen in dans- en amusementsmuziek waardoor wederom doedelzak en draailier verder naar de achtergrond verdwenen. Dankzij de vele folkloregroepen die in die tijd in Frankrijk ontstonden (in een poging de verworvenheden van het "belle époque" te conserveren), hebben talrijke doedelzak- en draailiertypes min of meer sluimerend de eerste helft van deze eeuw overleefd. Buiten Frankrijk waren streken waar doedelzak en draailier vrijwel geheel verdwenen (zoals in Nederland), maar ook de nodige regio's waar sprake is van een ononderbroken traditie: Bulgarije, Sorbië, Schotland, Ierland en Northumberland (doedelzak), Wit-Rusland (draailier), Hongarije, Gallicië (doedelzak en draailier), etc..