STATUSVERLIES

Fragment uit 'De boerenbruiloft' van Pieter Breugel, vergroting 29 kBDe status van draailier en doedelzak veranderde in de Renaissance: liggende bourdontonen waren immers moeilijk verenigbaar met de beweeglijke baslijnen van de opkomende polyfonie. Bovendien verschenen steeds meer muziekinstrumenten ten tonele die muzikaal meer mogelijkheden boden. Doedelzak en draailier werden (nadat ze een prominente plaats hadden gehad in hoofse en/of religieuze muziek) volksinstrumenten, waarop enigszins werd neergekeken. Zo kennen we doedelzak en draailier vooral van talloze afbeeldingen op etsen, gravures en schilderij-en uit de 15e, 16e en 17e eeuw, van de hand van mensen als Bosch, Breugel, Teniers, Van Ostade, Steen, e.d.

Blinde draailierspeler, Jacques Callot 1622De doedelzak was vooral het instrument van rondtrekkende muzikanten die kermissen en bruiloften opluisterden; de draailier werd het instrument van (blinde) bedelaars. De dansmuziek die zij ten gehore brachten kon in de ogen van met name de voortrekkers van de Reformatie alleen maar verleiden tot een losbandig leven; nog een reden voor verkettering dus. Juist door de ambulante bezigheden van de bespelers, was de verbreiding van de instrumenten door heel Europa echter een feit.

Bouwtechnisch evolueerden de instrumenten verder. De tangentenkast van de draailier werd met een tweede rij toetsen uitgebreid, zodat het instrument chromatische bespeeld kon worden. In de 16e eeuw werd naar analogie van de "tromba marina" de trompetkam toegevoegd. De doedelzak kreeg meerdere bourdonpijpen en kreeg in elke streek een ander uiterlijk en daardoor vaak ook onderscheiden stemmingen.

Sackpfeiff mit dem Blassbalg, Praetorius. Andere doedelzakken op een vergroting (27 kB)Zo vinden we de instrumenten terug in "Syntagna Musicum" dat in 1619 verscheen. In dit boek beschrijft Michael Praetorius muziekinstrumenten die op dat moment bekend zijn. Hij vermeldt vier doedelzaktypes die beschouwd kunnen worden als ontwikkelingen van de uit eerdere periodes bekende modellen: de "Schaperpfeiff" (zoals afgebeeld bij o.a. Breugel), de "Grosser Bock" (een soort basdoedelzak), het "Hümmelchen" en de "Dudey" (beide kleine modellen, met respektievelijk twee en drie bourdons). Praetorius vermeldt echter ook een geheel nieuw type doedelzak, "Sackpfeiff mit dem Blaszbalg" genaamd. In plaats van een blaaspijp wordt hier een balgje afgebeeld: de ene arm pompt met de balg lucht in het reservoir, terwijl de andere arm de lucht uit de zak naar de pijpen perst; de afbeelding laat een relatief kleine melodiepijp zien en een korte stomp hout waarin d.m.v. s-vormige boringen (naar analogie van de ranket) meerdere bourdons blijken verborgen te zijn.

"Musette" in Harmonicorum Libri, M. Mersenne 1635Enkele jaren later (1635) toont M. Mersenne in zijn Harmonicorum Libri gedetailleerder een soortgelijk instrument, dat hij "musette" noemt. Deze doedelzak zou de volgende 100 jaar een belangrijke rol gaan spelen in hofmuziek van de Franse Barok. Praetorius beeldt ook twee draailiertypes af, maar hij spreekt er slechts minachtend over als "....Bawren- und umblauffenden Weiber-Leyre...".